… als sterren des hemels leeft ge… Of: Een eik is een eik. (NL)

Essay

Koen Kleijn

Dit ging vooraf: Marjolijn Dijkman groef in een nieuw aangeplant bos in Heeswijk een eikje uit en bracht dat naar het oudste woud van Europa, het bos van Bialowieza, op het grensgebied van Polen en Wit-Rusland. Daar plantte ze haar Brabantse boom tussen de Poolse, en ze nam een Pools eikje mee naar Nederland, waar het in Heeswijk tussen de jonge aanplant werd gezet. Met een bordje erbij, in drie talen, om uit te leggen wat er was gebeurd. De afstand die werd overbrugd bedroeg zo’n 3000 kilometer heen en terug, wat ongeveer even ver is als heen en weer naar Rome.

Deze expeditie was een romantische reis, in artistieke zin, en kan in zijn geheel worden gezien als een kunstwerk. Een reis naar het woud van Bialowieza is als een reis naar de Drachenfels, de Loreley of de waterval van Tivoli, de traditionele bestemmingen van de angehauchte ziel; het is een onderneming die zich al eeuwen lang aandient in het curriculum van de kunstenaar. Hendrick Goltzius, bijvoorbeeld, genas zichzelf van een mid-life crisis door een reis van Haarlem naar Rome en terug. Scorel, Heemskerk en Brueghel gingen hem voor, Rubens reisde hem na. Zo’n reis kun je een romantische onderneming noemen want, om het eens deftig te zeggen, het behelst een combinatie van transformatie en projectie. De geest van de kunstenaar ondergaat de prikkel van een verandering – een reis, een geboorte, de coup de foudre van de liefde, een sterfgeval – en hij projecteert zijn ervaring en zijn gevoelens vervolgens op ‘het andere’ – een gebouw, de natuur, een boom, een Griekse urn, een kind, de verre geliefde. Die zijn doorgaans onwetend, neutraal, zonder bewustzijn of zelfs levenloos, maar de blik van de kunstenaar geeft ze betekenis en brengt ze tot leven. De klip van de Loreley, de verzakkende paleizen van Venetië, Beatrice: zij worden iets anders dan wat zij zijn, rots, metselwerk, een voorbijgangster bij de Arno. Uit die combinatie van verandering en voorstelling kan een kunstwerk voortkomen.

Dat kan heel goed een eik zijn. Een eik is een eik, een boom die algemeen voorkomt in Europa, Klein-Azië en Noord-Afrika, zo’n 30 meter hoog wordt, tamelijk lang leeft, soms langer dan duizend jaar. Als je wilt kun je als een Linnaeus verschil noteren tussen de eiken van Italië, Zuidoost-Europa of de Kaukasus, tussen Quercus Robur, Quercus Petraea, Quercus Brutia, Quercus Pedunculiflora K. Koch en de Quercus Haas Kotschy. Dat is het werk van de bioloog, de liefhebber van determinatie en classificatie, de geduldige observant, maar voor de gewone wandelaar is een eik in Polen niet wezenlijk anders dan een eik in Brabant.
Maar nu geeft de handeling van de kunstenaar betekenis aan zo’n eik. Dan komen er aanhalingstekens bij kijken, de eik wordt ‘de eik,’ een begrip, een complex van geschiedenissen en associaties, van mythologie en economie, van verlangens en angsten, van religie en geografie, van droom en daad. Dan kan een eik ‘koninklijk’ worden, zoals in Engeland, waar Charles II zich ooit in een eik verborg, die sindsdien Royal Oak heet. Dan kan een eik een heiligdom zijn, zoals al die Germaanse Wodanseiken die de vroege missionarissen in de Nederlanden, Willibrord, Liafwin, Bonifatius, lieten omhakken om de kracht van het christendom te demonstreren. Of de eik wordt een god zelf, zoals in de gedachten van de malende dichter Friedrich Hölderlin: ‘Ontembare Titanen! Ieder van U is een wereld, als sterren des hemels leeft ge, een god gij elk…’

Dijkmans gang naar Polen is beladen met zulke complexen van betekenis. Het woud van Bialowieza is het oudste woud van Europa. Het bestaat nog, omdat de koningen van Polen en de tsaren van Rusland er hun privé-jachtterrein van maakten, maar ook omdat het in de mythologie en de psychologie van Polen, Litouwen en Wit-Rusland altijd een cruciale plaats innam. In het woud vond de Pool, jagend, de wortels van zijn mythische Sarmatische oorsprong; in het woud bewaarden de partizanen in de Tweede Wereldoorlog hun onafhankelijkheid en hun zuiverheid. Onno de Bruijn, natuurbeschermer en groot kenner van Bialowieza, noemde het bos betoverd en powerful. Hij vertelde dat sommige bezoekers na een dag weer weg willen, omdat het te sterk op hun gemoed werkt. Ze worden er gespannen van en depressief. Zo beschreef ook Simon Schama het bos in Landscape and Memory (1995). Hoezeer het later ook ten prooi viel aan exploitatie en ontginning, er was altijd ‘something at the heart of the forest, that remained irreducibly alien, impenetrable, resistant’. Het uiterlijk teken van die macht was de grilligheid van het gesloten ecosysteem, waar bomen staan, vallen en vergaan in een ondoordringbare chaos. Schama: ‘The irregularity was dreadful, sublime, perfectly imperfect.’

Aan dat ene eikje uit Polen kleven nu, of het wil of niet, zulke herinneringen, maar het bevindt zichzelf opeens in Nederland, en ‘de eik’ en ‘het bos’ zijn hier andere grootheden. De projecties zijn even sterk – nergens in de wereld houden mensen zich zó intensief bezig met de kwaliteiten van het landschap – maar ze zijn anders dan de hooggestemde gevoelens van Hölderlin. De gedachte dat ongerepte natuur en wilde leegte een positieve invloed op de menselijke geest kon hebben was de Nederlander vanouds vreemd. De schilder Gerard Lairesse schreef dat als een schilderij alléén maar bomen toonde, en geen huizen of andere tekenen van beschaving, dan ‘… is ’t een Wildernis of een onbewoond Land, daar de Pestilentie regeert.’ Een beschaafd mens hield zich verre van zulke gevaren.

In Nederland is het landschap vooral een canvas voor het scheppen van evenwicht en harmonie. De polder is bij uitstek een ordening van landschap en maatschappij tegelijk, woestenij getemd langs lijnen van zuivere proportie. De dichter Adriaan Loosjes bezong in 1804 in zijn Hollands Arkadia de eenvoud en schoonheid van dat zelfgeschapen landschap. De polder en het weiland waren voor hem de verbeelding van de nationale psychologie, de gelijkmatigheid, de gemoedelijkheid en de gewoonheid van de Hollander. Zijn tijdgenoot, Anthony Staring, dichter, landjonker en agronoom, had zelfs een broertje dood aan eiken. Hij gaf de voorkeur aan de den, omdat die zo recht en eenvoudig is, zo nuttig en zo bescheiden. De den, schreef Staring, ‘spaart het oog verbijstering,’ een dennenbos is vrij van het ‘hind’rend warrelnet’ en het ‘wild gerank en stekelruig’ van de eik. Chaos, daar kon een rationeel mens geen contact mee maken.

Het vormen van het landschap en de beleving daarvan werd dus de taak van de landmeter, de bosbouwer, de ingenieur – maar ook van de kunstenaar. De grootste Nederlandse natuurkunstenaar was echter niet Jacob van Ruisdael of Barend Koekkoek, niet Philips Koninck of Aelbert Cuyp. Het was de familie Zocher, vader Johan David Zocher (1763-1817) en zijn zoons Jan David (1791-1870) en Karel (1796-1863). Vanaf het eind van de achttiende eeuw tot het eind van de volgende waren zij de meest invloedrijke landschapsarchitecten van het land, werkend in een stijl die hier graag ‘Engelse landschapsstijl’ wordt genoemd. Op het eerste gezicht breekt die stijl radicaal met de rationele harmonie van de classicistische tuin- en polderaanleg, met een asymmetrische structuur, kunstmatige heuvels, grillig gevormde patronen van paden en vijvers. Maar echte natuur is het niet. Zocherparken zijn theatervoorstellingen. De ‘effecten’ van de vrije natuur die de ziel in vervoering kunnen brengen – het vergezicht, de afzondering, de grillige afwisseling, een ontmoeting met het onverwachte – zijn gevat in een elegante regie. In het Vondelpark of het park van Paleis Soestdijk wandelt de bezoeker door een lommerrijke passage met lage bomen naar een open ruimte met een plezierig vergezicht, gemarkeerd door enkele grote bomen. Organisch vloeiende lijnen van vijvers en paden leiden de blik en de voet naar een volgende passage. Daar sluit het landschap zich weer, de vegetatie verandert, maar tussen de bomen dient zich alweer een nieuwe ‘verrassing’ aan. Het woud is chaos; het park is een verhaal, een educatie.

Het bos bij Heeswijk, op die dertien hectare, is geen bos: het is een park. Die Poolse eik is terecht gekomen in een georganiseerde ervaring. Is dat alles? Nee – dat doet de emotionele attitudes van de Nederlander tekort. Mark de Wit, een ervaren ingenieur, bosbouwer en landschapsbeheerder, vertelde dat Staatsbosbeheer in het uitvoeren van hun normale beheer van bos en natuur in toenemende mate te kampen heeft met hoogopgeschroefde emoties bij het publiek. Het ‘natuurlijke’ bos is – hoe kunstmatig het ook mag zijn – een ervaringskunstwerk geworden. Het kappen van een boom – een normaal onderdeel van bosbeheer – is bijna onmogelijk geworden. Het geluid van de kettingzaag snijdt de Nederlander door de ziel. Zij dienen aanvragen in om in het bos begraven te mogen worden. Romantisch zullen ze zichzelf niet noemen, wel ‘spiritueel’, op zoek naar het ongerijmde, het ongecontroleerde. Het is misschien de essentie van bosbouw: uit orde komt een nieuwe mythe voort.

____
Koen Kleijn is a journalist and writer based in Amsterdam.

This text was originally published in Sarah Farrar, ed., The woods that see and hear, ’s-Hertogenbosch, 2010.
The Woods that see and hear
ISBN: 978-90-815763-1-4

Participating Artists: Eduardo Abaroa (MX) / Eve Armstrong (NZ) / Melanie Bonajo (NL), Kinga Kielczynska (PL) and Emmeline de Mooij (NL) / Marjolijn Dijkman (NL) / Bright Ugochukwu Eke (NG) / Tue Greenfort (DK) / Jonathan Horowitz (US) / Ives Maes (BE) / Tea Mäkipää (FI) / Nick Mangan (AU) / Heather and Ivan Morison (GB) / Overtreders W (NL).

Sarah Farrar (New Zealand, 1980) is a curator and art writer based in Amsterdam and London. From 2007-08 she participated in the Curatorial Programme at De Appel Arts Centre, Amsterdam. Before moving to the Netherlands, Sarah was employed as a curator at City Gallery Wellington, a contemporary art museum in New Zealand, where she worked from 2003-07. Sarah has curated over thirty exhibitions of contemporary art, design and architecture and has contributed texts for international art magazines including Frieze (UK), Metropolis M (NL), Artlink (AU), and art publications in New Zealand, the Netherlands and Belgium.